De belgische tekenaar, Jean Raine nadert de veertig en exposeerde voor de eerste maal in 1962 in de Galerie Saint-Laurent, waar hij thans de kleine formaten toont, terwijl de grote in de galerij "Les Contemporains" te zien zijn. Het verwondert ons niet dat Jean Rain een tijd bij de Alechinsky’s te Belleville gewoond heeft.
Dit verblijf heeft inderdaad zijn sporen nagelaten in zijn werk, zodat het aansluit bij de sfeer waarin de leden van de Cobra-group leefden en werkten. Wij hebben aldus te doen met een neo-expressionisme dat, veeleer noords gericht, de mens ietwat op een dier doet gelijken en anderzijds het dier menselijke gedragen toekent. Of zijn het juister"monsters" ? Dan zijn ze toch vrij goedaardig. In de kunst van Raine is inderdad veel aanwezig van de Vlaamse-Nederlandse duivelarijen, zocdat wij, naast Alechinsky, beslist nu en dan denken aan Ensor, Jeroen Bosch, de helse Breughel (minder). Zijn taferelen, nu in de breedte, dans weer in de hoogte uitgerokken, spelen zich voor ons als op toneelplanken. Een der titels luidt o.a. "La foire aux Spectres". Jean Raine beleeft aan het tekenen van deze monsters, spoken, wangedrochten, dieren en duivels blijkhaar een ironisch genoegen.
Het is een kritiek met de glimlach, zonder bitterheld, zowel wat de literaire inhoud betreft, als wat de vorm, aangaat. Er is in deze grote tekeningen licht en ruimte, een vinnige samen werking tussen lijn en vlek, lichten donkere partijen, een speelse lust tot fabuleren, een zachte blijschap bij de mildheid van de verbeelding. De tekeningen illustreren niet iets anders. Zij zijn zelfstandig en getuigen ’s kunstenaars eigen visie en eigen penseeltrek. Tevens maken zij deel uit van een traditie in de Lage Landen die, - het wordt hier nogmaals mooi bewezen - steeds voor vernieuwing vatbaar is.