texte

Jean Raine in het qwadraat (1965)

Auteur :
label extraits :

In De Vlaamse Gids
Novembre 1965

Tijdens de maan september stond Brussel in het teken van cOBRA. In het Paleis voor Shone Kunsten werd een retrospectieve tentoonsteling gehouden van de werken van karel Appel, de man die zoveel stof deed opwaaien toen hij met zijn laatste werke de zuiver abstracte vormgeving verlie om de figuur te introduceren, opnieux in sijn werk binnen te laten, want in het begin was hij een figgurschidler. een initatief dat mochttoegejuicht worden, was de simultane tentoostelling in de galerijen Les Contemporains en Saint Laurent van de schilder Jean Raine. Vriend van Alechinsky was voor de gelegenheid overgewaaid uit Parijs, hij was niet de enige die kwam supporteren.

In haal even Christiane Rochefort aan die in de mooie catalogus schrijft : "Je n’ai pas parlé des dessins eux-mêmmes bien sûr. Je ne crois absolument pas qu’on puisse "parler sur" des oeuvres. Les oeuvres on les regardde et on s’explique directement avec elles. En dehors des explications, des techiques et des informations sur la vie de l’artiste, les mots sur l’art ne sont qu’un écran qui épaissit l’ignorance. Moi j’aime les dessins de Jean Raine mais je ne veux pas faire écran entre eux et vous".

De activiteiten van Jean Raine zijn veelvuldig. Hij maadkte in opdracht van het Ministerie van Nationale Opvoeiding en Cultuur een film over Michel de Ghelderode. Hij leerde de schrijver kennen toen bij 14 jaar oud was en deze ontmoeiting berekende voor hem een beslissend keerpunt of liever een beslissende openbaring. Hij maakte ook twee films over geestzieken. Voor ’togenblick werkt hij actief mee aan een onder neming in de schoot van het Brugmangashuis die tot doel heeft de geestezieken te helpen bij hun wederaanpassing aan het sociale leven.Toen ik hem de vraag stelde of zij interesse voor de wereld van de geestelijk misdeelden een invloed heeft op zijn werk, wees hijdeze mogelijkheidzonder aaezelen af. Hetgeen niet belet dat er een onmiskenbareverwantschap bestaat tussen de wereld van de Ghelderode, van de geestesgestoorden en het werk van Jean Raibe.

Die verwantschaplijkt mij vooral te bestaan op het gebied van de groresque vervormibg en van de fantastische weerelbeeld. Daarmee is de kunstenaar Raine niet afgedaan.

In Saint Laurent komen uiteraard werken van klein formaat aan bod. In La Foire aux spectres (1961) zijn de zwier en de losheid beheerst, de lijn is verf, olijfgroen, zwart, kanariegeel. Een zekere elegante voornaamheid tempert de holle waanzin, de bezetenheid van de uitdrukking, vooral van xde speleonkogen. Ik denk heel even aan Goya.

In Fantomas en A pas de loup (1963) wordt de lijn uitdrukkelijker, de beweging in speels, de felheid wordt versterkt door kladjes geel, blauw, wit of door rode kwetsuren. Zeer lenig, elastisch in de verschijning.

Het vinnig getekende portret Jean (1963) treft door de weemoed die ervan uitgaat, de lijn heeft een schichtig verloop zoals de weg gevolgd door een elektrische vonk. En pente douce (1964) is een gedesarticuleerde verschijning in zwart en rood met opengewreven geleiding, een zuivere handbeweging in één worp op het papier gebracht. Fable sans moralité (1963) is een stekelige zedenstustie vol humor en sarcasme. Hier weer die indruk van elektrische schok. De zwartwit tekeningen zoals La larve à l’oeil (62), het zeer moeie Refus d’Annonciation,(62), L’allumeur de réverbère (62), Pense-Bêtes (63) kunnen stijloefeningen genoemd worden waarin de kunstenaar zijn lijn laat snellen op de buitelingen van een levendige, verbeeldingrijke inspiratie. Raine houdt van die fabelachtige wezens die leven tussen mens en dier.

Coeur sur pattes zou een oerverschijnin of een toekomstbeeld kunnen zijn van die dierlijke evolutie zoals Wells er gewag van maakte in zijn Oorlog der Werelden. In pas encore blijf de trek zuiver, zonder onderbreking, de vlekken e n de uitdrukkingskracht vormen een sterkgrafisch geheel. Een vleug morbiditeit, nonsens vinden wij terug in Humpty Dumpty had a great fall(1964).

Jean Raine schrijft ook ongedwongen teksten, peëtische waarnemingen die hij illustreert :

passe encore pour les cris pour la peine
mais la mort
quelques lâches ont survécu
des yeux ont crevé dans les rues de Paris
La peur a fait des victimes insolites
l’oeil n’est pas un nombril

Coup de dés (1963). A la bonne vôtre (62) zijn juweeltjes van tekenkunst, waarin de details weggelaten werden ten voordele van een so adequaatt mogelijke gebaldheid die overigens nooit zwaar, gezoch aandoet. Ik zou van een stevige lichtvoetigeid willen gewagen een verwoede tekendrift die soms aan de rand van het verwarde belandt, zichzelf dreigt te overwoekeren, maar nooit van onmacht blijk geeft. Raine veschikt over een onuiputtelijke vindingrijkheid, een kinderlijke ernst die xreed kan zijn zoals de kinderen dat kunnen zijn, zichzellf telkens betrekkend in een spiegelgevecht met de vreemde personages di zijn rijk bevoken.

Indien wij in Saint-Laurent zoveelverschillende aspecten van het kunnen van Jean Raine belicht zien, stelt Les Contemporains werken in groot format van meer recente datum voor warin vooral de tekenaar zich uitleeften zich houdt an zijn strikt persoonljke wereld van kabbalistiche wezens, zijn persoonlijke mythologie ten tonele voert in zwarte tekeningen op ivoorgele achtergrond. Spookgestalten,droomwezens, katachtige duivels, obssessionele wangedrochten, die zelfs als zij geschilderd zijn, voor mij tekeningen blijven omdat hun verschijning zuiver grafich is, geen kleur, geen aandacht voor het vlak als element van ophouw of evenwicht. Het evenwicht is te zoeken in de bladvulling, in het spel van grilligheid en groei.

Jean Raine heeft zich gedistantieerd van het surrealisme van André Breton, omdat het dogmatisch, te onverdraagzaam geworden is. Hij kan zich onmogelijk neerleggen bij theorisce voorschrijfen. Raine is de kunstenaar van de levende inspiratie, de bemiddelaar tussen de wereld der redelijke mensen en de kleine Tyrannen die aan de slippen van de redelijkheid hangen en de ernst voortdurend scheeftrekken. De spot, de humor zijn de kenmerken van de vrij geest. Ik denk aan de personages van Roel d’Haese, minder aan Asger Jorn, daarvoor is Raine te veel dichter, man van het woord. Ik vind bij hem ook veel van Alechinsky, hetgeen verwijt ist.

Tegelijkertijd met zijn tentoonstellingen in Brusssel waren werken van hem te zien in Orvieto en in Bergamo. Van vitalitijt gesproken.